Niet alleen levende wezens evolueren nieuwe eigenschappen die nuttig blijken. Zoals de Nederlandse wintervlinder, waarvan de eitjes minder temperatuurgevoelig zijn geworden, om de schommelingen in ons winterse klimaat beter te kunnen weerstaan. Ook levenloze chemische systemen kunnen evolueren. Als ze maar zichzelf kopiëren en daarbij foutjes die nieuwe eigenschappen veroorzaken. Een wereld waarin Darwinistische evolutie plaatsvindt, heeft een aantal opvallende kenmerken. Onderzoek richt zich sterk op die kenmerken.
Bij Darwinistische evolutie worden sneller nieuwe kopieën gemaakt dan oude systemen vernietigd. Om het Darwinistische evolutie te noemen moeten de kopieën fouten kunnen bevatten. Deze fouten kunnen namelijk leiden tot nieuwe eigenschappen. Deze eigenschappen zijn op hun beurt weer kopieerbaar, ofwel erfelijk overdraagbaar. Denk bijvoorbeeld aan een erfelijke ziekte die in een familie voortkomt. Wat waren de vroegste individuele chemische systemen die Darwinistische evolutie ondergingen? En op welke manieren gebeurde dat? Lijkt het op de huidige Darwinistische evolutie of was het veel simpeler?
Darwinistische evolutie betekent ook dat een individueel systeem altijd maar een beperkt deel van de beschikbare chemische mogelijkheden zal gebruiken: specialisatie. Specialisatie is een opvallend kenmerk van leven. Dit noemen we een convergente ontwikkeling. In de chemische wereld daarentegen zullen activiteiten tussen moleculen snel leiden tot explosief veranderende verhoudingen en het ‘op raken’ van chemische mogelijkheden. Dit is juist een divergent proces en staat haaks op specialisatie. Welke mechanismen hebben geholpen bij het inperken van de divergerende aard van de chemie en op die manier convergentie en specialisatie mogelijk gemaakt?